Algemeen
De paragraaf lokale heffingen geeft inzicht in het beleid ten aanzien van de lokale heffingen (inclusief kwijtscheldingsbeleid), de lokale lastendruk en de geraamde inkomsten van de diverse heffingen. Daarnaast geeft de paragraaf inzicht in de kostendekkendheid van de heffingen en de producten die samenhangen met de heffingen. In deze paragraaf staat het beleid dat de gemeente in 2026 gaat voeren ten aanzien van de lokale heffingen.
In deze paragraaf is volgens artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording (Bbv) informatie opgenomen over de volgende zaken:
- Beleid ten aanzien van de lokale heffingen, met ingang van 2017 is aangesloten bij de nieuwe Bbv regels waarbij inzichtelijk wordt gemaakt hoe de berekening van tarieven wordt bewerkstelligd.
- Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen.
- Per belastingsoort de verwachte inkomsten.
- Een aanduiding van de lokale lastendruk.
- Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.
De lokale heffingen vormen een belangrijk onderdeel van de inkomsten van de gemeente en zijn een integraal deel van het te voeren beleid. Zij dienen als instrument om tot afgewogen beslissingen rond de keuzen van (nieuwe) voorzieningen in relatie tot de belastingdruk voor de burgers te komen.
Begripsbepaling
De lokale heffingen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:
- Algemene belastingen (bijv. de OZB);
- Bestemmingsbelastingen (bijv. afvalstoffenheffing en rioolheffing);
- Retributies, rechten en leges, (bijv. lijkbezorgingsrechten en paspoorten).
Algemene belastingen
De algemene belastingen komen ten goede aan algemene middelen van de gemeente. Dit betekent dat de opbrengsten niet gelabeld zijn maar voor alle gemeentelijke taken en voorzieningen kunnen worden ingezet. De gemeenteraad bepaalt waarvoor. Onder de algemene belastingen vallen bijvoorbeeld de onroerendezaakbelastingen, de forensen- en toeristenbelasting.
Bestemmingsbelastingen
Bestemmingsbelastingen zijn belastingen waarvan de opbrengsten zijn bestemd voor specifieke taken of voorzieningen met een duidelijk algemeen belang. Voorbeelden hiervan zijn de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. Voor bestemmingsbelastingen geldt dat de gemeente niet meer mag heffen dan de kosten die zij voor de betreffende taak of voorziening maakt.
Retributies
Retributies worden geheven van personen aan wie de gemeente een specifieke dienst verleent die voor die persoon een individueel voordeel oplevert. De belangrijkste retributies zijn de leges: vergoedingen voor een bij de gemeente aangevraagde dienst als het aanvragen van een paspoort of een vergunning. Net als bij bestemmingsbelastingen mogen de retributies niet meer dan kostendekkend zijn.
Met betrekking tot de belastingen en rechten zijn de beleidsuitgangspunten verschillend.
Beleidsuitgangspunt gemeentelijke belastingen
Bij de belastingen staat de budgettaire functie voorop. De meeste inkomsten uit belastingen worden gebruikt als algemeen dekkingsmiddel. Er hoeft geen relatie te zijn tussen de opbrengsten van deze belastingen en de dienstverlening vanuit de gemeente. De belastingen worden voor het jaar 2025 geïndexeerd met 2,2%. Dit is in lijn met de prijsindexering.
Alle onroerende zaken worden jaarlijks gewaardeerd. Dit heeft gevolgen voor de jaarlijkse ozb-tariefberekeningen. De definitieve tarieven worden in de raadsvergadering van december 2025 vastgesteld. Uitgangspunt voor de opbrengst 2026 zijn de begrotingsrichtlijnen 2026-2029.
Voor 2026 wordt de opbrengst (trendmatig) verhoogd met 2,1%. Verder ook even het idee ondernemersfonds afwachten.
Onder de OZB valt onder meer de eigenarenbelasting woningen en de eigenaren- en gebruikersbelasting niet-woningen.
Olst-Wijhe heft de volgende algemene gemeentelijke belastingen:
- Onroerendezaakbelasting
- Baatbelastingen
- Toeristenbelasting
- Reclamebelasting
Beleidsuitgangspunt bestemmingsbelastingen en retributies
Door het karakter van de rechten als bestemmingsheffing is er een duidelijke relatie tussen de opbrengst van de rechten en de kosten van de door de gemeentelijke overheid te leveren tegenprestatie. Beleidsuitgangspunt is om die reden de kostendekkendheid van de betrokken tegenprestatie c.q. het overheidsproduct. De kostendekkendheid bepaalt in principe het in rekening te brengen tarief aan de burger. Algemeen beleid is de tarieven zoveel mogelijk kostendekkend te laten zijn. In een aantal gevallen is dat structureel niet mogelijk, gelet op sociaal maatschappelijke factoren of wettelijk vastgestelde (maximum-) tarieven.
Voor de leges zijn er verschillen in kostendekkendheid tussen de verschillende onderdelen van de verordening. Voor alle leges, rechten en tarieven voor gemeenschapsvoorzieningen hanteren we voor 2026 een stijgingspercentage van 2,1%. Uitzondering zijn de leges waarvan de tarieven wettelijk worden bepaald (zoals tarieven paspoorten en rijbewijzen).
Richtlijnen tariefvoorstellen
Bij de tariefvoorstellen is waar nodig rekening gehouden met een deelbaarheid door 12. In de verordeningen wordt de heffing naar tijdsgelang geregeld. Het vergemakkelijkt de inning van belastinggelden bij tussentijdse aanslagoplegging en de terugbetaling van ontheffingen. Hierdoor treden er marginale afwijkingen naar beneden op in de voorgestelde tariefhoogte t.o.v. de begrote 2,1% tariefstijging.
